blog

 

 

letters, tekens, woorden en zinnen

de volgorde bepaalt de context

het ritme schenkt de levenskracht

en de lezer geeft betekenis

 

 

 

Blogmens

Ik ben geen “blogmens”. Of beter gezegd, ik denk dat ik dat niet ben. Toch wil ik eens wat uitproberen. Geen idee wat er in een blog moet staan en of daarvoor ook allerlei strenge regeltjes en formats gelden. Ik ga het eerst maar eens wat korte schrijfsels plaatsen als een proeftuin voor wat buitenissigheden en tekstjes: korte verhaaltjes of flarden van verhalen. Wat fictie, poëzie en flash fiction. Over verdriet, rouw, ellende maar ook liefde, lust en erotica. En over macht en onmacht, hoop en dromen… kortom, van alles en nog wat dat aan papier kan worden toevertrouwd. Ik zie wel welke kant het opgaat, misschien bloeit het, misschien sterft het een stille dood....

Lees meer »

Uit D'Heerlijckheid Harlinghen

---------------------------------------

Harlingen aan Zee

De zee is in balans. Het is een kwestie van geven en nemen. Wad voor jou en wad voor mij. Zo gaat dat. Achter haar horizon is alles mogelijk. Ze geeft je hoop en dromen. De zee hoopt al je dromen op en stapelt ze steeds hoger. Hoger en hoger, totdat je de hemel kunt aanraken. En als je valt, val je zacht. Door dromerig witte wolken, terug in het smeuïg wad. Met zo'n vette natte plons. Voeten stevig in sompige klei. Moeizaam is het waden door kniehoog zuigend slik. En langzaam de vooruitgang met de horizon op je blik. Je hoop achterna met de vloed op je hielen. En net op tijd weer op het droge. Juist voordat de zee je weer neemt en al je sporen wist. Kijk, daar hopen dromen alweer op. Tweemaal daags, dag in dag uit. Het leven aan het wad is een heerlijk ritueel op het ritme van zon en maan, eb en vloed. De waddenhoop is een hemels geschenk...


Uit de serie Eros & Psyche

----------------------------------

Perverse soevereiniteit

Natuurlijk heeft zij het gedaan. “Quilty, your honor!” Geen twijfel aan. Zij zag hem, verleidde hem, had hem lief, vrat hem op en koste hem weer uit.

Zo troffen ze haar aan. Besmeurd, op handen en voeten. In het holst van de nacht lichtten haar ogen schichtig op in het vale licht van de ronde maan. Ze kroop over de grond terwijl golven braaksel door haar gekromde ruggengraat rolden. Het onstuimig antiperistaltiek deed haar borstkast ritmisch schokken. En bij elke golf gooide zij haar hoofd in de nek en slingerde haar rauwe gejank het heelal in. Schurend, krassend en krakend vocht deze verstikkend vomerende brularia zich een weg naar buiten, alsof zij zichzelf binnenste buiten keerde.  De halfverteerde lust spoot uit haar keel met de kracht van een orkaan. En het geconsumeerde genot spatte uiteen op de koude aarde.

( … )

Haar bewonderaars vonden hemelse verlichting in de oneindige ruimte van haar lege geest. Met hun ogen gesloten droomden zij van haar voorbeeld. Hoe zij hijgend als een wild dier haar orgasme langzaam, vanuit de diepste vulva, door haar bloeddoorregen kern liet rollen langs haar zwaar gezwollen lippen die als een rode roos afstaken tegen het bleke vlees van haar wulpse dijen.  Zij zagen hoe de extase haar huid deed tintelen en de haren in het gelid liet staan. Haar opwinding verplaatste zich rommelend als een donkere donderslag vanuit haar onderbuik richting het hevig bonkend hart om zich daarna spinnend als een tevreden poes te nestelen in haar ziel. En juist op het moment van de verlichting, in het verblindende licht van haar hoogtepunt explodeerde haar levenswater in krachtige helder warme stralen uiteenspattend tegen zijn harige huid. Als dampende ochtenddauw droop het warme vocht langzaam van hem af, geurend naar zoete bevrediging en smakend naar meer. In zijn onschuldige honger naar haar nectar was hij kwetsbaar en nietig. Een gewillige prooi. En als een uitgeputte leeuwin na een succesvolle jacht boorden haar nagels zich diep in zijn weerloze vlees, greep zij hem bij de strot en eigende zich toe wat van haar was.  

( … )


Uit de serie rouwgedichten

----------------------

De loftrompet

 

Ach, wat was ‘t leven goed voor jou                

toen jij nog was bij mij                       

ik liep geblinddoekt ganzenpas            

en jij was frank en vrij                       

 

Jouw wind waait door mijn bloedend hart      

het tocht, het giert en kiert                

gevangen in een dode hoek                             

jou pijn die mij bestiert                                  

 

Maar na de storm valt nu het doek                

je herfstblad raakt de grond               

ontworteld valt je kale kruin              

stof tot stof in open wond

 

Oh vreugd dat jij er niet meer bent    

hoe blij mag ik nu zijn           

de loftrompet schalt niet voor jou                   

de dood maakt jou niet fijn     

 

Ik loof de Hein die jou meenam                                 

verlost nu van jou beest                                 

geen kooi of tralie houdt mij vast                   

in ‘t geniep vier ik nu feest                

 

Ik zie ze wenen op jou graf                 

straks breekt hun lach weer door                  

t’ zijn tranen voor de bühne nu                      

je geest gaat snel teloor                                 

 

Ik hoop dat er een hemel is                

dan is er ook een hel                          

en dat jij daar dan branden mag                    

voor jou luidt ik de bel

 

Verlost van alle draken die                

met jou zijn heengegaan         

voorgoed heb ik ze uitgepoetst           

mijn weg weer koningslaan    

 

De leegte van verdwenen pijn

voelt zacht en weelderig aan                

wat heerlijk toch die stilte nu                        

de luwte geeft ruim baan                    

 

Het stof van mijn bestaan geschud    

Geen  laatste in de rij             

Het frisse bladgroen aan de boom      

Geeft hoop voor ’t kind in mij  

 

Een warme droge lentewind              

Blaast al het wrakhout weg               

Spoelt alle kussens schoon en fris      

Waar ik mijn hoofd op nederleg


FLASH FICTION

 

Uit de serie “Mijn Monty’s: een beetje vreemd …”

-----------------------------------------------------------------

Onsje meer

‘Onsje meer...?’ De vrolijke slager kijkt haar aan en houdt een fijn hompje vlees omhoog. Mooi glanzend en scharlaken rood.

 

‘Een bijzonder mals stukje loslopend wild, gevangen langs de zuidelijke buitengrenzen van het Europese continent. Ruim dertig dagen in zout water geweekt en licht gedroogd in sirocco winden. Dat geeft toch nét dat beetje extra smaak.’ Hij lacht de oude dame vriendelijk toe en vervolgt: ‘Het is nog echt eentje uit de derde wereld, met zo’n lichte woestijnsmaak en bijzonder vetarm Een eerlijk gezond stukje mager vlees…’

 

‘Maar ik heb hier ook een heerlijk stukje uitgeprocedeerde asielzoeker. Lekkere dijbeentje, dat door intense kruiddamp heerlijk is doorrookt. Het heeft vervolgens flink wat jaartjes gerijpt onder natte wollen dekens in een donker opvangkamp. Het heeft daarom een wat sombere nasmaak in de mond.’

 

Zij kijkt de slager wat verward aan en zegt: ‘Slager, doet u mij toch maar een stukje lokaal vlees, iets uit onze regio. Eigen vlees eerst, zeg maar …. Misschien een pondje doorregen Brit? Ik ben dol op mals wit vlees met eigenwijze smaak.’


Uit “d’ Heerlijckheid Harlinghen”

-----------------------------------------

Noorderpier. 

 

Noorderpier; 

’s lands rand en kant

weefsel van basalt

dromen van d’ overkant

horizon waarvan je valt 

 

Noorderpier; 

met schurende wind 

huid bleek en schier 

wegwaaiend kind

verstrikt in blaasjeswier

 

Noorderpier;

verstilde steen

hoeder van het land

golven die steeds maar vallen

terug in ’t zoute zand

 

Noordepier;

als arm beschermend 

om haar kind 

d’ haven zo door haar bemind 

haar taken trots en schier

 

Noorderpier;

als waddenrust in stille klei

getuigen van ’t verleden

bezinksels in de havens hier

omarmd door Noorderpier

 

 

Uit de serie rouwgedichten

-------------------------------------

Vader

 

onaantastbaar 

allergrootst

altijd belastbaar

nagebootst

 

weggegaan

over de brug

in Helgard nu

met rechte rug

 

in d’ oogopslag

van het kind 

nu vaders lach 

ons goedgezind